Net als mijn vader

Het was de allereerste keer dat ik werkte als ambulanceverpleegkundige. Eigenlijk was het een eenvoudige ambulancerit. We moesten de man van zijn huis naar het ziekenhuis brengen. Hij had een afspraak voor behandeling; er was dus geen spoed, geen levensgevaar. Toch was het één van de meest bijzondere ritten die ik heb meegemaakt.

De man had de ziekte van Kahler, een vorm van kanker aan het beenmerg. Mijn eigen vader was een paar maanden eerder aan dezelfde ziekte overleden. Op mijn eerste officiële werkdag vervoerden we een patiënt die dezelfde ziekte, dezelfde leeftijd en dezelfde kleur ogen had als mijn vader. Zelfs zijn karakter leek op dat van mijn vader. Hij had ook dezelfde aangename kalmte over zich.

Ik keek naar de man en zag mijn vader. Niet dat ik ervan in de war raakte of werd overvallen door verdriet. Het was meer een soort rustige terugblik op de tijd die achter mij lag. Ik dacht aan zijn ziekbed, de artsen en de behandelingen. Ik zag hem weer liggen op die brancard – want ook mijn vader was geregeld met de ambulance naar zijn behandelafspraken in het ziekenhuis gebracht.

Dit alles speelde zich af binnen in mij. Ik liet het de man niet merken. Ik heb ook niet gezegd: ‘Mijn vader had het ook.’ Het ging niet om mij. Maar ik wist precies hoe hij zich moest voelen, en ook hoe het voor zijn familie was. Ik besefte dat ik nu aan de ‘andere kant’ stond. En hoewel ik heel scherp het verschil inzag tussen hem, patiënt, en mij, ambulanceverpleegkundige, begreep ik als geen ander wat hij doormaakte. Die gedachte heb ik sindsdien op iedere rit bij me gedragen.

Dit verhaal van een ambulanceverpleegkundige is gebaseerd op de realiteit. Om privacyredenen is het verhaal op details aangepast.