Misverstand

Je zou niet verwachten dat hier mensen wonen, maar volgens de ambulancechauffeur moeten we toch echt hier zijn. We rijden een verlaten bedrijventerrein op. Het is zondag. In geen enkel pand brandt licht, de kantoren zijn verlaten. We stoppen voor een pand waarvan je niet verwacht dat er mensen wonen. Toch wel, blijkbaar anti-kraak.
We hebben een A2-melding; dat betekent dat er sprake is van spoed maar niet direct een levensbedreigende situatie. “Snelle ademhaling en hevige maagklachten”, kregen we van de meldkamer mee.
In eerste instantie was de patiënt doorverwezen naar de huisarts, maar die zou niet in de gelegenheid geweest zijn langs te komen. “Ga voor de zekerheid toch maar even kijken”, had de centralist gezegd.
Aangezien het geen spoedmelding is, nemen we niet al onze spullen mee naar boven. De monitor (van tien kilo) en de grote tas (die wel twintig kilo weegt) laten we in dit soort gevallen in de ambulance.
De man zit rechtop in bed. Hij is tussen de twintig en dertig. Hij hijgt snel, inderdaad, kan daardoor nauwelijks praten en heeft duidelijk helse pijnen. Hij is bleek en voelt klam aan. Dit ziet er veel erger uit dan ik op grond van de melding had verwacht.
“Drugsgebruik?”, vraag ik me af. Het zijn vooroordelen, omdat de centralist ambulancezorg iets had gezegd over mogelijk alcoholgebruik en omdat we op deze wonderlijke antikraakplek zijn. Het is lastig om die vooroordelen uit te schakelen. Maar de man schudt zijn hoofd: nee, geen drugs. In horten en stoten vertelt hij dat ‘ie twee weken geleden al in het ziekenhuis is geweest voor zijn maag. Onderzoek leverde niets op.
Ik heb geen idee wat er precies met hem aan de hand is, maar weet wel dat het ernstig is. Hij moet naar beneden, naar de wagen, zodat ik hem kan onderzoeken. Daar houd ik de vaste volgorde aan. Op de monitor zie ik dat de saturatie 100% is: voldoende zuurstof in zijn bloed. Ik voel zijn pols: ook oké. Ik meet zijn bloeddruk: prima. Maagklachten kunnen wijzen op hartproblemen, dus voor de zekerheid maak ik een hartfilmpje. Niets geks te zien. Wat nu? Ik probeer zijn mentale status te achterhalen, stel hem vragen, bekijk zijn pupillen. Maar hij lijkt helder en adequaat. Dan zijn glucose meten. Dat is het! Zijn bloedsuikerspiegel is veel te hoog. Deze jongen heeft diabetes. Ik vraag hem of hij dat weet. “Nee”, zegt hij, “maar toen ik een tijdje terug in het ziekenhuis was, zeiden ze wel iets over een hoge bloedsuikerspiegel.”
Ik breng direct een infuus in en laat de ambulancechauffeur met spoed naar het ziekenhuis rijden. Met onbehandelde diabetes kun je in coma raken. Je kunt er zelfs aan doodgaan. De meldkamer ambulancezorg regelt ondertussen dat er in het ziekenhuis een internist voor ons klaar staat.
Nadat we de jongen in het ziekenhuis hebben overgedragen, vraag ik mezelf af hoe lang die jongen al doodziek heeft rondgelopen. Eens te meer blijkt: in dit werk is niets wat het lijkt.

De verhalen over ‘Het Echte Werk’ zijn gebaseerd op de realiteit. Om privacyredenen zijn ze op details aangepast.