Mensen- ambulance

Niemand heeft begrepen wat er nu precies aan de hand is. De meldkamercentralist ambulancezorg had een meisje (of vrouw?) aan de lijn die compleet in paniek was. Er was geen touw aan haar verhaal vast te knopen. We weten alleen dat het spoed is, en dat er iemand ‘onwel’ is geworden.

Als we komen aanrijden, staat ze al voor het huis op de oprit. Een meisje van een jaar of tien. Ze schudt haar hoofd. Als we uitstappen, zegt ze: ‘Nee, nee. Sorry. Sorry. Ga maar weer weg.’ Wij denken dat we misschien al te laat zijn. Rustig vragen we haar of ze ons snel mee naar binnen wil brengen. Het meisje schudt nog steeds haar hoofd. ‘Het hoeft écht niet.’ We gaan toch zelf maar naar binnen.

Via de gang komen we in de woonkamer. Daar ligt ‘ie, midden op de vloer. Een grote herdershond. Ernaast geknield zit de vader van het meisje. Hij begint meteen duizend-en-één excuses te maken. Tegen zijn dochter had hij gezegd: ‘Het gaat niet goed, bel de ambulance maar.’ Hij dacht dat ze wel snapte dat hij de dierenambulance bedoelde, niet de ‘mensenambulance’ – zoals zij dat noemde. Hij voelt zich heel schuldig.

Wij kunnen er wel om lachen. En nu we er toch zijn, kijken we meteen maar even wat die hond mankeert. We geven hem zuurstof en hij knapt weer op.

 

De verhalen over ‘Het Echte Werk’ zijn gebaseerd op de realiteit. Om privacyredenen zijn ze op details aangepast.