Eén prikje

Al honderden keren heb ik een infuus gezet. Ik zou het, bij wijze van spreken, met mijn ogen dicht nog kunnen. Maar nu, onderweg in de ambulance, denk ik: “Oh, laat het alsjeblieft in één keer goed gaan.” We gaan namelijk een euthanasienaald zetten. Daarna kan de huisarts door het buisje een middel inspuiten.
Voor de ambulancechauffeur en mij is het een heel korte klus – slechts een voorbereiding eigenlijk. Één prikje, en toch voel ik me iedere keer opnieuw een beetje gespannen. Zo’n laatste prik, dan wil je dat alles zo makkelijk mogelijk gaat voor de patiënt.
De ambulancechauffeur en ik gaan samen naar binnen. We nemen geen tassen mee, geen monitoren, alleen een paar infuusnaaldjes. De ambulancechauffeur assisteert. Ik prik de naald, hij plakt af met een pleister. Eigenlijk kan ik het ook alleen, maar als ambulancechauffeur en ambulanceverpleegkundige zijn we een team, een onafscheidelijk duo. Dus ook nu. Juist nu.
De hele kamer zit vol. Ik voel me een indringer. Dit is zo intiem: de laatste momenten van een jonge man met zijn geliefden. Niet dat we niet welkom zijn – integendeel. We worden heel vriendelijk ontvangen, maar de sfeer is beladen. Hier worden emoties gedeeld die wij buitenstaanders niet kunnen begrijpen.
Normaal neem je als ambulancehulpverleners de situatie over: je neemt de regie, jij beslist. Nu niet. Ik doe mijn werk. Ik prik in één keer goed, en probeer me verder zo klein mogelijk te maken.
Als het werk is gedaan, gaan we weg. Niet meer en niet minder. Bij andere patiënten zeg ik altijd: “Het beste”. Nu is dat geen goede tekst. Wat moet je zeggen? Ik heb daar de eerste keren erg mee geworsteld. “Beterschap”, dat kan al helemaal niet. “Ik hoop dat u een mooi afscheid heeft”, zeg ik.

De verhalen over ‘Het Echte Werk’ zijn gebaseerd op de realiteit. Om privacyredenen zijn ze op details aangepast.