Bekende

Ik hoop mijn werk als ambulancechauffeur zo snel mogelijk weer op te kunnen pakken. Ik doe het graag, al zo’n acht jaar. Ik ben apetrots op het werk. Alleen voorlopig zit ik in de ziektewet. Ik weet niet wanneer ik weer kan beginnen. In één nacht is mijn leven veranderd.

Iets na vieren kwam de oproep: auto tegen boom. We hadden onze ambulance op enige afstand van het wrak geparkeerd en kwamen met onze spullen aangelopen. Ook al zat de auto finaal in elkaar, ik had direct het gevoel dat ik ‘m herkende. Er was echt niets van de auto over. Iets in mij zei: volgens mij is deze van mijn ex.

Mijn collega, de ambulanceverpleegkundige, ging in het wrak kijken. Ik bleef op een paar meter achter hem staan. ‘Als het niet echt hoeft, kun je ’t maar beter niet zien’, is dan het motto. Het was helemaal stil. De bestuurder was overleden. We konden niets meer doen.

Inmiddels groeide mijn bange vermoeden. De aanwezige politieagent trok het kenteken na en noemde een bekende naam. Inderdaad: de auto van mijn ex. Maar er bleek een jong iemand achter het stuur te zitten. De agent was in dubio. Zou de auto gestolen kunnen zijn?

Uiteindelijk werd duidelijk wat er aan de hand was. Niet mijn ex, maar mijn zoon van 19 zat achter het stuur. Eerlijk gezegd drong dat niet tot mij door op dat moment. Ik wilde er niet aan en was in shock. Mijn collega’s en politie en brandweer hadden meteen door dat ik niet functioneerde. “Gaat het wel met je?’ vroegen ze. Ik ben op de stoel van de ambulanceverpleegkundige gaan zitten. Ik wist al dat ik zelf niet meer kon rijden.

Terug op de post kwamen alle reacties los. Het is nog nooit gebeurd dat een collega op deze manier een familielid aantreft. Het gonsde door de organisatie. Hoort dit ook bij het werk? Nee, dit hoort niet bij het werk. Het is een bizar toeval. Toch kán het gebeuren. Sommige ambulancehulpverleners willen daarom niet in hun eigen woonplaats werken.

Als je al weet dat het om een familielid gaat, laat je een collega gaan. Maar dat weet je niet altijd vooraf . Het kan je als hulpverlener overkomen dat je familie of een bekende is betrokken bij het incident. Alleen daar sta je niet bij stil. Ik ben er in één rit keihard mee geconfronteerd. Daarom heb ik er zelf voor gekozen om dit verhaal te vertellen.

Politie en hetzelfde traumateam zijn die avond trouwens nog terug geweest op de plek van het ongeluk. Ze waren er nog maar net weg, en werden alweer opnieuw opgeroepen. Voor reanimatie op dezelfde locatie! Natuurlijk schrokken ze zich rot en dachten: hadden we toch nog iets kunnen doen voor die jongen? Bleek dat op dezelfde plek iemand een ongeluk met een scooter had gekregen.

Ik ben goed opgevangen. Direct al door mijn eigen collega’s. Mijn werkgever werkt ook geweldig mee. Ook kijk ik nu anders naar politie en brandweer. Hoe ze gehandeld hebben, dat is geweldig. De brandweer heeft op een andere plek mijn zoon uit de auto moeten halen. Ze hebben de tijd genomen om al mijn vragen te beantwoorden. Ja, het was in één klap voorbij voor mijn zoon. Dat was iets wat ik wilde weten.

Ik ben onzekerder geworden sinds het ongeval. Ik merk dat het vertrouwen maar langzaam terugkomt. Als ik aan het werk ga, moeten mijn collega’s op me kunnen vertrouwen. Ik heb geen idee wanneer dat weer kan. De standaardvraag die mensen mij als ambulancechauffeur vaak stellen is: wat is het ergste dat je hebt meegemaakt? Daar zijn ze benieuwd naar. Die vraag krijg ik straks ongetwijfeld weer. Ik weet niet of ik die vraag al aankan. Ga ik een standaard verhaal vertellen? De tijd zal het uitwijzen en die heb ik nodig voordat ik dit prachtige werk weer kan doen. Mijn zoon was apetrots op wat ik deed.