Pak van mijn hart
De politieman ging als eerste de trap op. “Laat maar”, hoorden we hem zeggen. De eerste gedachte was natuurlijk: overleden.
De politieman ging als eerste de trap op. “Laat maar”, hoorden we hem zeggen. De eerste gedachte was natuurlijk: overleden.
Als hulpverlener verwacht je niet dat zoiets gebeurt. Dat je bij een ernstig ongeluk komt en denkt: die auto herken ik.
We moeten NU weg, schiet door mijn hoofd. Toch zeg ik: “Geef mama maar gauw een dikke knuffel.” Ik ben zo blij dat ik dat gedaan heb.
Hij is redelijk rustig voor iemand die zojuist een onderbeen is kwijtgeraakt. Het bizarre is: niemand kan het been meer vinden.
Toen de pijnstiller werkte, zei hij zoiets grappigs. Zelfs de vrouw die hem aanreed, ontspande een beetje. Een jaar later zie ik hem weer.
Wat een transformatie. Eerst zat ze er angstig en ineengedoken bij. Nu glimmen haar ogen weer. Het refrein zingt ze zachtjes mee.
Praten ging niet meer. Af en toe schreef ze een woord op een tablet. Maar ik zag haar ogen waterig worden.
We weten al: dit wordt een heftige reanimatie. Van de meldkamer krijgen we door dat het kindje niet meer ademt.
“Een kind is het allerergst”, zegt een collega. Is een jonge man dan minder erg? Misschien was het een jonge vader.
Het was snel opgelost. Gelukkig niets ernstigs. Waarom bleef de vader van de baby dan zo boos?