Springtouw

“Ik ben in de speeltuin gestruikeld over een springtouw”, vertelt de vrouw. Ze is behoorlijk overstuur als we bij haar thuis komen. Ze hyperventileert.

We kalmeren haar. Het blijkt dat ze plat op haar buik is gevallen. Naar huis lopen lukte haar nog wel. Daar heeft ze 112 gebeld. Ze is namelijk veertig weken zwanger. “En nu ik voel het kindje niet meer”, zegt ze bezorgd. Dat hoeft niet meteen slecht nieuws te zijn, maar uit voorzorg geef ik haar een infuus. We brengen de vrouw naar het ziekenhuis voor controle.

Daar blijkt weer dat je een situatie nooit voorzichtig genoeg kunt aanvliegen. Alles bij elkaar bevestigde voor mij dat je in de ambulancezorg altijd rekening moet houden met een worst case scenario.

Op de echo ziet de verloskundige dat de placenta heeft losgelaten door de val. Het kindje kreeg geen voeding meer en is gestorven in de baarmoeder. Tot zover is het verhaal al verdrietig genoeg. Een paar dagen later hoor ik van een collega dat ook de moeder het maar net overleefd heeft. Ik krijg er kippenvel van.

Zodra we met de hoogzwangere vrouw in het ziekenhuis waren, lag de focus op het ongeboren kindje (en niet op de moeder). Misschien dat daarom pas later bleek dat de vrouw zélf een inwendige bloeding had. Haar lever was gescheurd. Dit werd maar net op tijd ontdekt.

Ik probeer als ambulanceprofessional van elke case te leren. Met collega’s spreken we ook openhartig over wat we meemaken. Tijdens de koffie bijvoorbeeld komen allerlei praktijkverhalen naar voren. “Had ik het anders kunnen doen?”, is een vraag die we onszelf als hulpverlener vaak stellen.

Als professional heb ik een soort beschermingsmechanisme ontwikkeld. Maar het blijft immens verdrietig als een jong gezin van het kraambed naar een kinderbegrafenis gaat. Zo’n ervaring blijft mij altijd bij. Naast het besef dat je beter altijd van een ‘worst case scenario’ kunt uitgaan.

Dit verhaal van een ambulanceverpleegkundige is gebaseerd op de realiteit. Om privacyredenen is het verhaal op details aangepast.