Kerstavond

Dit wordt geen vrolijk verhaal. Eigenlijk zou ik het liever vergeten. Maar omdat het gebeurde op de avond voor kerst, denk ik er elk jaar weer aan. Ik was Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G). Dat betekent dat ik de ambulancezorg coördineer bij grotere incidenten waarbij meerdere ambulances worden ingezet. Het was de hele dag al hectisch. Alle ambulances waren op de weg voor ongewone meldingen.

Net als ik de eerste hap van mijn avondeten neem, gaat de pieper. In de auto tik ik het scherm aan en zie de melding. “Motorrijder met hoge snelheid tegen boom”. Ook de traumahelikopter is ingezet. Met zwaailicht en sirene draai ik de weg op. Via de mobilofoon hoor ik de meldkamercentralist ambulancezorg informatie geven over de situatie ter plaatse aan de twee aanrijdende ambulances. De patiënt zou in slechte toestand zijn. Even later hoor ik – ook weer via de mobilofoon – dat mijn collega’s die al zijn aangekomen de heli afmelden. Ze kunnen niets meer doen. De patiënt is overleden.

Een minuut later kom ik ook aan bij de plek van het ongeval. De collega’s van de twee ambulances staan met z’n vieren bij het slachtoffer. Ik loop naar ze toe voor een korte nabespreking. Hadden we iets kunnen doen? Eén blik op het slachtoffer maakt duidelijk dat we echt niets meer hadden kunnen betekenen. Het is een beeld dat je echt liever niet ziet.

Het gaat maar door deze dag. Al snel vraagt de meldkamer- centralist ambulancezorg of de twee aanwezige ambulances zich vrij kunnen maken voor een volgende inzet. Ik overleg even met de collega’s. Zij geven aan de volgende inzetten te kunnen doen.

Ik blijf samen met de politie achter. De forensisch arts moet nog komen. Daarna kan het slachtoffer naar het mortuarium vervoerd worden. Als ik met de OvD van de politie sta te overleggen, stopt een grote stationcar. Een jonge vrouw stapt uit en komt recht op mij af. Ze kijkt naar het witte laken bij de boom. Volledig overstuur vraagt ze of dat haar man is. Hij was nog even een rondje op de motor gaan maken. Mijn hoofd draait overuren: “Hoe pak ik dit aan?” Ik heb ruim twintig jaar ervaring, maar deze situatie is nieuw voor mij. De collega van de politie vraagt vriendelijk of de vrouw het kenteken kan noemen van de motor. Dat kan ze.

Ik ontferm mij over de vrouw. We lopen naar haar auto terug. Op de achterbank zitten twee kleine kinderen. Ik voel emotie opkomen, maar schakel in de ‘professional modus’. We laten de vrouw niet zelf naar huis rijden. Over een paar minuten komt een agente die hen naar huis zal brengen. “Kan ik mijn man nog even zien?”, vraagt de vrouw me. Het beeld van de verongelukte man flitst weer door mijn hoofd. Dat beeld wil ik haar besparen. Ik probeer uit te leggen dat het op dit moment niet zo’n goed idee is. De kinderen op de achterbank huilen en roepen om papa. Dan is de agente er om de vrouw en kinderen naar hun eigen huis te rijden.

Terug in mijn auto regel ik meteen dat een arts bij dit jonge gezin langs gaat voor begeleiding. Daarna volgt de overdracht aan de forensisch arts. Als dit achter de rug is, meld ik me even vrij. Ik voel tranen opkomen tijdens het korte moment van rust in mijn dienstauto. Mijn rust duurt echter niet lang.

Met een luide piep komt de volgende melding binnen: fietser aangereden op een provinciale weg, de traumaheli vliegt ook. Ik zet de zwaailichten aan en rijd weg. Met hoge snelheid passeer ik een fraai verlicht bord en herhaal de tekst die erop staat. “Ja hoor, prettige kerstdagen”. Ik slik en zet een knop om in mijn hoofd. Aan het werk. Maar hoe moeilijk soms ook, dit lukt me altijd weer. Juist omdat er ook zoveel momenten zijn waarop je als ambulancehulpverlener het positieve verschil kunt maken.

Alleen vraag ik mij wel elk jaar op 24 december af: hoe zou het met die vrouw en kinderen zijn…?

Dit verhaal van een ambulanceverpleegkundige is gebaseerd op de realiteit. Om privacyredenen is het verhaal op details aangepast.