Een rijdend ziekenhuis

Snelheid en veiligheid

Elke verkeersdeelnemer is volgens de wet verplicht voorrang te geven aan een ambulance met zwaailicht en sirene. De chauffeur doet alles om snel en veilig bij de patiënt te zijn. Hiervoor heeft hij of zij een speciale rijopleiding gedaan, gericht op spoedvervoer. Is er sprake van levensgevaar, dan gaan zwaailicht en sirene aan. Dat noemen we een A1-rit. Een ambulance is er dan vrijwel altijd binnen 15 minuten. Soms duurt het wat langer, bijvoorbeeld vanwege drukte op de weg, verkeersdrempels of gladheid. Gaat een ambulance rijden maar is er geen levensgevaar, dan is hij er bijna altijd binnen een half uur. Dat noemen we een A2-rit.


Apparatuur in de ambulance

In een ambulance is veel geavanceerde apparatuur aanwezig. Om de luchtweg vrij te maken, om zuurstof te geven, om bloeddruk te meten, om een hartfilmpje te maken en een defibrillator om iemand te reanimeren. Ook zijn medicijnen
 en infuusmateriaal aanwezig, evenals verbandmiddelen en spalken. Naast de rijdende brancard is er ook een zogenaamde schepbrancard om iemand voorzichtig van de grond te kunnen tillen.


Verschillende soorten ambulances

Soms komt een ambulanceverpleegkundige alléén, namelijk met een solo-ambulance (ook wel rapid responder genoemd). Dit kan een auto, een motor of een fiets zijn. De solo-ambulance is compleet uitgerust (maar heeft geen brancard) en kan soms nog sneller ter plaatse zijn. In sommige regio’s is er ook een ambulanceboot of een ambulancesneeuwscooter.


Traumahelikopter

Er zijn in Nederland vier traumahelikopters. Die zijn geen onderdeel van ambulancezorg, maar staan bij bepaalde ziekenhuizen, zogenaamde traumacentra. 
Zij bieden medische hulp bij een groot ongeval of aan ernstig gewonden (met een Mobiel Medisch Team).