De kleinste baby

Het begon heel triest. Zesendertig weken was de vrouw al zwanger, maar dat zou je niet zeggen. Ze had bijna geen buik. Drie maanden, daar leek het meer op. Ze had gebeld omdat ze bloed verloor. Ze had zwangerschapsvergiftiging en moest snel naar het ziekenhuis.

Als ambulanceverpleegkundige zit ik achterin bij de patiënt. De vrouw vertelde dat het kindje niet goed groeide. Het was nog veel te klein. Als het met veertig weken geboren wordt, is er grote kans dat het overlijdt. Dat had ze te horen gekregen. Volkomen begrijpelijk dus dat ze verdrietig was en gestrest.. Tijdens haar verhaal begon te trillen. Haar bloeddruk was enorm hoog, bleek op dat moment. In de ambulance ging ze onderuit.

In het ziekenhuis moest de bevalling worden ingeleid. De gynaecoloog gaf aan dat hij de gezondheid van de moeder als eerste prioriteit beschouwde. Of het kindje het zou redden, was in deze situatie erg onzeker.

Het is vreselijk om iemand zo achter te laten in het ziekenhuis. Je draagt de patiënt over en geeft alle informatie over wat je hebt geconstateerd bij de patiënt en welke zorg je hebt verleend. Het zag er slecht uit voor de baby. De ambulancechauffeur en ik reden zwijgend terug van het ziekenhuis naar de standplaats,

“Heb je nog gebeld hoe het is afgelopen met die zwangere vrouw?”, vroeg een collega me de volgende dag. “Nee,” zei ik, “dat kan ik bijna wel raden en ik heb geen zin in slecht nieuws.” Ik wilde gewoon niet horen dat het kindje overleden was. Dus heb ik er niet meer naar gevraagd.

Ruim een maand later las ik in de krant: ‘Kleinste baby ontslagen uit het ziekenhuis’. Het was een bericht over de kleinste en lichtste baby die ooit in het ziekenhuis geboren was. Ze had het toch gered! Moeder en kind zie ik nog geregeld fietsen.